| Ine Poppe on Sat,  7 Oct 2006 12:07:39 +0200 (CEST) | 
[Date Prev] [Date Next] [Thread Prev] [Thread Next] [Date Index] [Thread Index]
	
	| [Nettime-nl] NORMAN WHITE | 
 
Dit artikel is eerder verschenen in het NRC-Handelsblad (1-10-2006),  
hier een langere versie.
Van de zomer was ik met een cameraploeg een aantal dagen bij Norman  
White. We zijn bezig met een documentaire over White.
Dit artikel schreef ik na ons bezoek. Veel leesplezier, Ine Poppe
Computerpionier en Robot kunstenaar Norman T White: ,,Kunst als  
zelfexpressie interesseert me niet zo."
NORMAN T.WHITE
In Durham (Ontario, Canada), een plaatsje 120 kilometer ten  
Noordwesten van Toronto staat een oude watermolen genaamd ‘The  
Normill’. De grote stenen molen waarlangs een rivier kabbelt, werd  
jaren geleden gekocht door de kunstenaar Norman T. White, geboren in  
San Antonio, Texas, 1938.
Bij binnenkomst in dit industriële gebouw dat ruikt naar oud meel,  
dierenkarkassen en vleermuispoep ontvouwt de ziel van White zich.  
Zijn persoonlijke geschiedenis wordt zichtbaar in oude foto’s van  
zijn Nederlandse vissersfamilie van moederszijde; zijn werkmateriaal  
bestaat uit machineonderdelen en stapels oude computers. Het ruwe  
gebouw lijkt bijna niet opgeknapt. Zijn bed bevindt zich in de keuken  
boven het fornuis en bereik je via een trap. De reden waarom hij daar  
bivakkeert schuilt in de koude winters waarin zich meters sneeuw rond  
de molen opstapelen en de temperatuur ver onder het nulpunt daalt.  
Het gebouw telt vele ruimten: een schone werkplaats; een grote  
opslagruimte meer een kelder eigenlijk; een plek om te lassen met een  
draaibank; een kamer vol met kasten met laatjes vol elektronica en  
een zolder die het gebouw overspant met een balkenstelsels waartussen  
vleermuizen leven. Uren kun je hier ronddwalen, in archieven kijken,  
dozen vol printplaten openen – die kunstwerkjes op zich zijn door de  
precieze manier van bedrading. White haalt robots te voorschijn,  
bouwsels waar geschiedenissen aankleven. In de hoek van de kelder  
staat een vlot gemaakt van plastic flessen.
Norman White, bijna zeventig jaar, maakt een jeugdige indruk, meer  
een jongen dan een man. Zijn vrienden zeggen dat zijn uiterlijk nooit  
verandert, dat hij er nog hetzelfde uitziet als dertig jaar geleden.  
White is een mythe in Canada en daarbuiten. Hij is een van de  
godfathers van de elektronische kunst, machine- en robotkunst en gaf  
jaren lang les op het Ontario College of Art and Design in Toronto  
(van 1978 tot nu). Tot zijn off-spring, zijn voormalige studenten,  
behoren bekende namen zoals Doug Back, Peter Flemming, Jeff Mann,  
Graham Smith en David Rokeby. Zijn oud-studenten roemen het  
jaarlijkse feest op de Normill waar vuren worden gestookt, gezwommen  
en kunst wordt getoond. Deze samenkomsten vinden nog steeds met  
regelmatig plaats. Iedereen die kan, komt van over de hele wereld en  
blijft logeren op de molen. White organiseerde overigens op de  
universiteit met zijn vrienden lang voor het in de mode raakten  
robotgevechten, machineworstelpartijen: ‘Rawbotics & Sumo robots.”
White’s kunst won diverse internationale prijzen en is over de hele  
wereld te zien. Op zijn website staat een aantal van zijn werken  
beschreven en begint met het motto: ‘We fix toasters!’ Als je hierop  
klikt krijg je een verklaring: ,,Ik repareer niet werkelijk  
broodroosters, al zou ik trots zijn als ik dat kon. Vrijwel niemand  
repareert broodroosters omdat een modern broodrooster bijna niet te  
repareren valt. (...) De fabrikant verwacht dat je het juiste doet:  
zodra het broodrooster niet meer functioneert, gooi het weg en koop  
een nieuwe! Al met al is een werkend broodrooster het perfecte  
symbool voor modern nut in het algemeen: aanlokkelijk en efficiënt.  
Maar goed, starend naar het aantrekkelijke en functionele  
computerscherm uren achter elkaar, verpesten jij en ik onze ogen,  
over onze sociale leven niet te spreken. Maar, hé, ik vind het niet  
erg... jij?”
Verder schrijft White: ,, Hier in de Normill, ontwerp en bouw ik  
apparaten die, in tegenstelling tot toasters, uitgesproken nutteloos  
en onzinnig zijn.” Een paar jaar geleden gaf White een lezing in  
Amsterdam, die on-line staat en het bekijken waard is. Geïllustreerd  
met voorbeelden sprak hij over de klunzigheid van apparaten. ,,We  
proberen het leven te imiteren met ruwe materialen; kunstenaars maken  
uit marmer vlees en op canvas fruit. Waarom zou ik een artificieel  
wezen willen maken? Niet om de natuur te verbeteren.”
Een werk, dat hij overigens nog steeds ontwikkelt - kenmerkend voor  
White, die vaak jaren aan een project werkt en meerdere versies van  
een idee uitprobeert -, is The Helpless Robot. Het project is in  
principe nooit ‘af’. White zegt dat hij tussenfasen van zijn  
onderzoek presenteert. De hulpeloze robot lijkt een beetje op een  
soort schip. Een eerder apparaat Facing Out Laying Low (1977) dat op  
je reageert, maakten geluidjes zoals R2D2 van Starwars en White wilde  
een andere vorm uitproberen. De Helpless Robot is van staal, hout en  
heeft hendels waarmee je hem kunt bewegen. Het ding heeft geen  
motors, wel sensoren en een synthetische stem die je vraagt hem aan  
te raken en te bewegen. Op basis van de bewegingen die hij onthoudt,  
probeert hij menselijk gedrag te voorspellen. White ziet het als een  
oefening om een artificiële persoonlijkheid te modelleren. De robot  
zegt dingen als: ,,Ik waardeer je hulp maar je draait me te ver, ik  
zei naar rechts! Ga terug zeg ik, ehh.. je mag me nu naar links  
draaien.” De persoonlijkheid is niet willekeurig, dat zou zinloos  
zijn, maar gaat door verschillende fasen van geduld en  
vriendelijkheid naar gemopper. Als je de robot lang genoeg alleen  
laat, gaat hij murmelen dat niemand tegenwoordig meer een galerie of  
museum bezoekt. Hij wordt depressief als hij verlaten wordt, niet  
meer aangeraakt en als je enthousiast met hem meewerkt neemt hij je  
for granted, verliest hij zijn interesse.
White licht toe: ,,Ik val in slaap van video, ik wil geur, smaak,  
iets tactiels, typische zaken voor 3 dimensionale systemen, die kapot  
kunnen gaan. Dat vind ik interessant: dingen gaan kapot.” Voor  
White’s eigen werk geldt dat overigens niet perse, hij is trots dat  
een van de eerste kunstwerken, die hij maakte voor de foyer van  
Canadian Broadcast Company te Vancouver (1975) bestaande uit  
honderden lampen, het nog steeds doet na meer dan dertig jaar. De  
gloeilampen, verwerkt over een oppervlakte van drie bij twaalf meter,  
simuleren patronen van regendruppels die in een rimpelloos meer  
vallen. Natuurlijk gaan er tijdens het transport vaak machines stuk.  
Toen wij op bezoek waren, repareerde White dagen achter elkaar ‘het  
brein van de Helpless Robot’ voor een expositie in Europa.
White is rustig bescheiden en praat langzaam nadenkend en lacht  
graag: ,,Wat grote invloed op mij had, is Comedia dell’arte die ik  
jaren geleden in San Franciso heb gezien. Als er een vliegtuig  
overvloog of een kinderwagen met een huilende baby voorbij kwam, werd  
dat opgenomen in de voorstelling: het werd een geheel. Dat vond ik  
fantastisch omdat je van te voren niet weet wat er gebeurt. Je ziet,  
ook in Nederland, kunstenaars als Willem de Ridder (geluids- en  
radiokunstenaar/verteller, red.) en Theo Janssen (van de  
Strandbeesten, red.) die dat doen: de gevoeligheid om zaken te  
integreren. Ik gebruik elektronica niet om controle te krijgen, maar  
om controle te verliezen. Om een voorbeeld te noemen, een voormalig  
student ging zonder diepe kennis aan de slag met motoren – hij  
ontdekte een fascinerend chaotisch systeem dat verschillende kanten  
opgaat, maar wist niet dat hij bepaalde onderdelen genaamd capactors  
vergeten was. Door te proberen kwam hij op zaken die hij van te voren  
niet had kunnen bedenken, en in dit geval had hij uiteindelijk iets  
gecreëerd waar ingenieurs van stonden te kijken.”
White leerde zichzelf elektronica in de zestiger jaren: ,,In de 25  
jaar dat ik les gaf wilde ik dat kunstenaars niet klakkeloos  
ingenieurs inhuren maar zelf betrokken raken. Dit klinkt misschien  
bedreigend, te moeilijk. Maar dat lijkt maar zo. Mijn Nederlandse  
moeder had een uitdrukking: ‘Je door een berg rijstebrij heen eten’.  
Dat was elektronica voor mij, het werd snoep: ik raakte  
geïnteresseerd en probeerde van alles, ging zaken uit bladen  
nabouwen. Ik kwam erachter dat elektronica meer over patronen gaat  
dan over wiskunde.”
In zijn leven heeft White veel gereisd, overal en nergens gewoond.  
Hij haalde zijn BA in biologie aan Harvard University in 1959,  
vertrok naar New York en San Francisco, waar hij aan de kunstacademie  
lessen volgde. Te jong voor de beatnikgeneratie – en later te oud om  
hippie te zijn - groeide hij op in een periode dat kunst en  
technologie gouden tijden beleefden: tentoonstellingen over  
Cybernetic Serendipity (ICA, Londen 1968), The Machine (MOMA, New  
York 1968), Software (Jewish Museum NYC, 1970), veel kinetische  
kunstwerken wereldwijd met als hoogtepunt de eerste maanlanding op 20  
juli 1969, een kunststuk op zich. Van grote invloed was de Canadees  
Marshall McLuhan’s met Understanding Media, een bestseller uit 1964  
die in meer dan 20 talen vertaald werd en nog steeds te koop is.  
White noemt hem regelmatig tijdens onze gesprekken. Zoals meer  
kunstenaars van zijn generatie reisde Norman White door Noord Afrika.  
Hij raakte gefascineerd door islamitische patronen. Dit is terug te  
zien aan zijn manier van bedraden, denk aan de eerdergenoemde  
printplaten.
De dagen dat wij aanwezig zijn, hangen we aan zijn lippen luisterend  
naar zijn verhalen over het temmen van een stinkdier dat mislukte;  
zijn project met kinderen uit de buurt met wie hij een dansende  
fontein maakten; de aankoop van de veel te grote molen en hoe hij die  
deelde met andere kunstenaars; Them Fucking Robots, een project met  
kunstenares Laura Kikakau met wie hij een overeenkomst sloot om  
gezamenlijk een ademende en bewegende seksmachine te maken. Ieder  
apart: een mannelijke en een vrouwelijke robot, zonder overleg alleen  
over het formaat van de geslachtsdelen – en deze publiekelijk te  
laten optreden onder veel lawaai, gespuit en gesis. White moest het  
geslachtsdeel ter plekke bij veilen, de ruwe hoeken maakten  
penetratie moeilijk. Dan kom ik nog niet eens toe aan de eerste on- 
line communicatieprojecten voordat het Internet zoals we dat nu  
kennen bestond, waarin White met medekunstenaars experimenteerden met  
interactieve verhalen, teksten en ASCI-tekeningen; of andere  
telecommunicatieprojecten zoals het worstelen via de telefoon met een  
robot arm, genaamd Telephonic Arm Wrestling uit 1986, een project met  
Doug Back. Het staat allemaal op zijn website, net als zijn treffende  
uitspraak: ,,Kunst als pure zelfexpressie interesseert me niet zo.  
Zelfexpressie kruipt onvermijdelijk in kunst maar ik prefereer het  
binnensluipen via de achterdeur. Voor mij komt kunst alleen tot leven  
als er vragen gesteld worden. Wetenschap doet dat ook, maar ‘goede  
wetenschap’ is voor mij te beperkt. Ik stel liever vragen die  
gelijktijdig een veelheid aan werelden oproepen... van levende wezens  
tot cultuur, van verwarring tot rust.” Als je een aantal dagen bij  
White hebt gelogeerd, kom je er achter dat hij daadwerkelijk leeft  
zoals hij beschrijft. Zijn gedrevenheid en aanpak tonen een  
intelligent universum, of om een van White’s favoriete uitspraken aan  
te halen: ,,Als je dan toch voor een idioot moet werken, dan het  
liefst voor mezelf.”
The Helpless Robot van Norman White is te zien van 12 October tot 12  
November in het Trondelag Centrum voor Hedendaagse Kunst in  
Trondheim, Noorwegen.
Website: www.normill.ca
Lezing: http://connectmedia.waag.org/media/031001norman.mov
______________________________________________________
* Verspreid via nettime-nl. Commercieel gebruik niet
* toegestaan zonder toestemming. <nettime-nl> is een
* open en ongemodereerde mailinglist over net-kritiek.
* Meer info, archief & anderstalige edities:
* http://www.nettime.org/.
* Contact: Menno Grootveld (rabotnik@xs4all.nl).